The Excellent Log of the Journeys and Tribulations of Samuel Scourduel - deel 2

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Waarin de auteur opnieuw de zeeën op gaat en wordt achtergelaten op de rand van een vuurspuwende vulkaan. Hij zoekt dekking en ontdekt een verborgen stad vol grote mannen van steen. Hij wordt als lievelingshuisdier gehouden en wordt gedwongen om te ontsnappen. Zijn zwerftocht gaat voort.

Deel 2

Toen ik een paar weken later hersteld was van mijn eerdere reis, waarin ik in de handen van de wantrouwige lilliputters was gevallen, zette ik opnieuw voet op de plank om meer te zien van de wereld waarin wij leven. Onze reis bracht ons ten westen van Port Lina naar de donkere landen van Karamja, om daar rum en bananen te vinden, zeldzame delicatessen in die dagen.

Bij aankomst op Karamja rustte ik uit op de kust, pakte ik interessante schelpen op en at ik een paar bananen die laag aan de grond gingen. Een paar uur later  voelde ik echter een klap op mijn hoofd met iets wat voor mijn verwende zintuigen als een roeispaan voelde. Duizelig en volkomen geschokt merkte ik snel dat ik werd vastgebonden en aan een stok naar de helling werd weggedragen van een grote berg die vuur en as uitspuwde. De bemanning van het schip waarop ik scheepsarts was geworden, was aan het muiten geslagen! Gelukkig was ik niet kapitein Stephens. Die arme man werd zeer wreed gedwongen om over de plank te lopen en de haaien, zoals me is verteld, konden al snel door zijn door het weer geharde huid komen.

Een paar uur later kwam ik weer bij bewustzijn en merkte ik dat er een duivelse mix van hagel en gesmolten steen op mij regende. Ik ging snel op jacht naar onderdak en kwam een kleine opening in de rotsen tegen. Daar nestelde ik mij in om te wachten tot het gure weer voorbij was. Helaas gingen er twee dagen zonder verandering voorbij en ik werd gedwongen om dieper in de grot naar water en voedsel te zoeken. Ik viel al snel door een gat in de grond en kwam in een veel grotere grot vol demonische wezens, de wandelende dood en vleermuizen met monsterachtige proporties. Het  ruime hol werd verlicht door gloeiend magma.

Gedreven door paniek en de verschrikkingen van de plaats vluchtte ik naar de nis die het dichtste bij was en dieper de grot in ging. Ik werd verwelkomd door een vlaag hete lucht. Mijn ogen huilden en ik had enkele ogenblikken moeite om adem te halen, tot ik mijn besef terugkreeg. Ik zag dat ik omcirkeld werd door een heleboel standbeelden met vier armen. Hoewel mijn zicht door de stoom die uit de vloer van deze nieuwe grot kwam, werd beperkt, zou ik op Saradomin durven zweren dat de standbeelden naar mij toe bewogen. Ik wilde alles beter bekijken, maar de hitte en drukkende atmosfeer van de plaats hielden me slap op de vloer.

Toen ik bijkwam, lag ik op een stenen bed en keek ik naar het enorme gezicht van een gigantisch stenen standbeeld, dat erg leek op wat ik had gezien voor ik flauwviel. Nu wist ik dat het standbeeld bewoog en één massieve hand hees mij op. Een ander deel van zijn ledematen gingen naar mijn gezicht. Ik keek in de hand en ontdekte dat er verminkte overblijfselen in zaten van een of ander soort ongedierte van gigantisch formaat. Het voedsel was enigszins geschroeid door de hitte van deze plaats, maar rook nog sterk naar de sappen van het dier. Mijn honger overwon de afkeer en ik at het ranzige vlees haastig op.

Nadat mijn maaltijd over was, kon ik de gigant beter bekijken en zag ik hoeveel ze op ons leken. Natuurlijk hadden ze een extra paar armen en was hun huid net zo massief als de berg waarin zij leefden, maar hun huizen verschilden niet veel van de onze en ze liepen op één paar benen. Vaak droegen ze primitieve wapens of staven. De gigant die mij had meegenomen naar het huis keek voorzichtig in mijn ogen en sprak langzaam. Tot mijn grote verbazing en plezier sprak het haperend de taal van de mensen!

Ze legde uit dat haar volk, de TzHaar, al eeuwenlang in de vulkaan leefde en maar weinig van doen had met de barbaarse soorten aan de oppervlakte; ze hadden daar niets te zoeken, waar wij mensen leven, omdat de berg ze in alles voorzag wat ze nodig hadden. Terwijl ze praatte, stond ik versteld door de hoffelijkheid van deze wezens en van hun enorme grootte. Ze vertelde mij over haar cultuur, maar toen ik naar hun wetenschap vroeg, leek ze het niet te begrijpen en sprak ze alleen over het natuurlijke geheugen die de TzHaar was gegeven. Het leek erop dat wat zij leerden, ook hun kinderen en hun kinderen zouden weten, dus kende ze de taal van de mensen van één van haar lang geleden gestorven voorvaderen.

Toen ik haar naar haar familie vroeg, tilde ze me vlug op met één van haar armen en leidde ze me haastig door de stad (en wat was dat een stad! Grote spitsen van obsidiaan toornden in de grot en schampten het plafond; de kinderen baadden in meren vol magma; duizenden van deze grote wezens liepen in de damp van de stoom die hun omgeving kenmerkte) naar een grote hal gevuld met standbeelden van hun soort. Ze legde me uit dat dit hun voorvaderen waren. Ik vroeg of ze gemaakt waren naar hun gelijkenis. Ze begreep me niet en legde uit dat deze standbeelden eigenlijk haar voorvaderen waren, voor eeuwig opgesloten in hun stenen lichamen. Om het feit te illustreren haalde ze een paar munten van vulkanisch glas uit een kleine leren zak en gaf ze aan dat deze gemaakt waren van de standbeelden van hun familie. Wat een afschuwelijk lot lag te wachten op iedereen in de vulkanische stad!

Hoe afschuwelijk hun lot ook leek, mijn bewaker legde me veel over de Tzhaar uit en ik kreeg ontzag voor hun gemeenschap. Ze hadden niet zo veel gebreken als de mens: ziekte was zeer zeldzaam en ze wisten niet wat criminaliteit was, eer stond boven alle andere waarden. Dat zo’n gemeenschap niet alleen in stand bleef, maar zich ook meester had gemaakt van de vulkaan, maakte mij stil. Ik was een zeer bijzonder object voor deze giganten en vaak werd ik, als ik door de straten liep, geprikt door een van de grote wezens die hadden gehoord dat ik sponzig vlees en zwakke ledematen had. Het kwam meer dan eens voor dat ik het van pijn uit moest schreeuwen als er één mijn arm of been stevig vastgreep en testte hoe sterk mijn botten waren. Met een tempo waar ik trots op ben, trok ik dan mijn zwaard en wees ik naar de bijzondere wezens, er zeker van dat ik er dreigend uitzag, maar dat ik ze niet meer kon verwonden dan ik de berg zelf kon doen.

Alle nachten en dagen die ik daar leefde – de mens is ingesteld op de zon en waar geen licht in de lucht is, is er geen besef van tijd – werd ik gedwongen om het voorgezette vlees van ongedierte te eten. Ik werd dun en bleek. TzHaar-Hur-Ix, mijn bewaker, zag dit en werd net zo bezorgd als een mens om de ziekte van zijn hond is. Ik werd goed behandeld, maar ik was niet meer dan een huisdier. Ik wist dat ik niet langer onder de TzHaar kon leven en ik begon mijn bewaker over de schoonheid van het land hierboven te vertellen en de dingen die ik miste. Ik hoopte dat ze mijn situatie zou begrijpen en me vrij zou laten, maar ik had niet begrepen hoeveel ze mij als haar eigendom beschouwde. Ze zette mij als een nukkig huisdier aan een riem wanneer we van elkaar gescheiden waren en verwende me met zachte huiden en overdreven aandacht als we samen waren.

Ik dacht constant aan ontsnappen, maar wist dat het zonder de hulp van TzHaar-Hur-Ix  onmogelijk was. Hoewel ik de stad kon verlaten en de grot onder de berg kon bereiken waar vleermuizen en skeletten dwaalden, wist ik dat ik er niet op kon hopen veilig de wereld hierboven kon bereiken. Ik had geen touw en de TzHaar hadden dat niet nodig. Het was alleen mogelijk om er te komen door op hun schouders te staan. Alleen dat kon mij de vrijheid schenken. Een verdere complicatie was dat de leiders van hun volk mij als een grote bron van vermaak zagen. Als ik door één van hun volk zou worden geholpen, zouden ze met schande worden overladen.

Ik werd dagelijks zwakker en hopelozer. De TzHaar hebben geen gevoel voor fysieke zwakheden, omdat hun gemeenschap in vier verschillende kasten is ingedeeld. De meest zwakke zijn de handwerksmannen, wiens relatieve zwakte wordt gecompenseerd door hun goede zicht en behendige handen waarmee ze het zwarte vulkanische gesteente in gereedschap, wapens en duizelingwekkende, prachtige bouwwerken kunnen veranderen. Mijn geleidelijke afdaling naar een uitgemergelde en zwakke toestand werd alleen door mijn bewaker opgemerkt en haar begrip voor de mogelijkheid dat ik zou overlijden, was beperkt. Ik werd niet massiever, dus er was geen teken van ziekte in haar ogen.

Mijn vrijheid kwam eindelijk toen ik tussen de bezittingen van TzHaar-Hur-Ix een aantal lange stokken van zwart glas ontdekte. Telkens wanneer ik alleen werd gelaten, scheurde ik een stuk van mijn dekbed af en bond daarmee meer stokken aan elkaar. Het duurde niet lang voordat ik een primitieve ladder had. Hij was erg zwaar, maar ik had nog nooit zoiets moois gezien. Iets waarvan de vorm een combinatie is van de buitenaardse schoonheid van dat merkwaardige gesteente, van de zoete vruchten van het werk van mijn handen en van de ontastbare beroering van de hoop op vrijheid.

Op een nacht, toen alle TzHaar zich hadden teruggetrokken in de nissen van de huizen waarin ze sliepen, pakte ik mijn ladder en droeg ik hem luidruchtig door de straten. De TzHaar slapen diep, zoals je verwacht hoe steen slaapt. Ik bereikte de grot en hield de ladder als een schild tussen mijzelf en de verschrikkingen die daar op de loer lagen. Ik zag het zwakke schijnsel van de nachtelijke hemel door de scheur in het plafond en zette de ladder in elkaar. Langzaam, met een helse pijn die ik door mijn zwakte in mijn ledematen voelde, ging ik omhoog en gooide mijzelf in de armen van de vrijheid. Eenmaal vrij van de stad onder de vulkaan, kreeg ik weer wat kracht in mijn ledematen en strompelde ik langs de helling naar het voedsel en het weer van de bananenvelden beneden. Echte vrijheid lag nog vele maanden ver weg, maar ik had mijn fragiele lichaam tenminste kunnen redden van de langzame, onopzettelijke dood die de TzHaar mij zouden hebben gebracht.


Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Met dank aan 4ik44 voor bijdragen aan deze pagina.

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.