Worth Comes in Battle

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Sneeuw, dacht Kherian, terwijl hij zijn adem herwon. Zoveel sneeuw!

Varrock was een glinsterende witte stad, alsof hij uit ijs gehouwen was. De hevige sneeuwstorm die de stad gedurende de nacht geteisterd had, had de grootste handelsstad van Gielinor bedekt met enkele centimeters van frisse, poedervormige vreugde. Nu de zon onderging en de lucht heerlijk indigoblauw kleurde, voelde het voor Kherian aan alsof hij in een schilderij was gestapt.

Door de straten liepen koppels hand in hand, warm ingepakt in sjaals en dikke jassen. Sommigen liepen met kleine kinderen, die vaak in zoveel kleren gewikkeld waren dat ze op kleine kerstcadeautjes met benen leken, achter hun ouders aan wiebelend. Lantaarns werden aangestoken in de gebouwen rondom het plein van Varrock, waardoor een gouden gloed over de sneeuw geworpen werd en alles schitterde alsof er duizenden kleine diamanten in verborgen waren.

De jongen werd uit zijn gedachtes getrokken door een sneeuwbal, die op de achterkant van zijn hoofd uit elkaar spatte.

"Hahaaa!" schetterde Jonty, zijn beste vriend. Kherian draaide zich razendsnel om om hem aan de andere kant van de straat te zien staan, met een grijns op zijn rozige wangen. "Daar had ik je deze keer goed, Kher!"

"We zullen zien of je over een minuut nog lacht!" riep Kherian, terwijl hij bukte om een handvol sneeuw op te scheppen en het tot een bal te vormen. Jonty giechelde, bukte triomfantelijk... en rende toen weg om zich achter de enorme fontein proberen te verschuilen, die het centrum van de Square domineerde.

Kherians sneeuwbal raakte hem op zijn schouder, waarna een witte wolk opstoof toen de sneeuwbal uiteenspatte.

"Hebbes!"

Jonty vertraagde zijn pas en veegde zijn jas af. "Op het nippertje. Dat was gewoon geluk."

"Als je zoveel talent als ik heb, heb je geen geluk nodig," zei Kherian.

"Ja, ja. Op een dag zul je een groot krijger zijn." Jonty wreef in zijn handen en liep naar zijn vriend toe. De jongeling met het zandkleurige haar had alleen maar dunne handschoenen aan en Kherian gokte dat zijn vingers inmiddels bevroren moesten zijn.

"Reken maar." Kherian glimlachte. "Hoeveel goudstukken heb je?"

"Bij me? Geeneen. Ik moet al mijn zakgeld opsparen voor het cadeautje voor mijn kleine zusje."

"Wil je mee wat vleespasteitjes halen? Ze ruiken verrukkelijk. Ik betaal wel."

"Jij?" Jonty keek hem nieuwsgierig aan. "Waar heb jij geld vandaan gehaald?"

"Mijn tante. Ze was ervan overtuigd dat ik hier buiten kapot zou vriezen, dus drukte ze me op het hart dat ik iets warms zou kopen. Kom op, het is daar."

De twee staken de straat over in de richting van een van de kraampjes, waar stoom opsteeg tussen de houten balken en in de koude winterlucht. In de verte hoorde Kherian zachtjes muziek: het geklingel van klokjes en een fluit, licht en melodisch op de achtergrond, begeleid door een koor van stemmen, dat een kerstlied repeteerde. Hij glimlachte en wreef met de achterkant van zijn mouw tegen zijn neus. "Waar lach jij om?" vroeg Jonty.

"Niets. Ik geniet gewoon van Kerstmis, dat is het."

Ze kwamen bij het kraampje aan, waar een vriendelijke oude vrouw met een wollen muts en een enorme paarse sjaal klaarstond met twee houten borden. Kherian betaalde en ze sneed met een flink mes twee dikke stukken voor hen af. Het aroma van kruiden en specerijen was om van te watertanden en de jongens namen hun porties met genoegen aan.

Jonty zat naast Kherian op een van de stoelen die voor de kraam waren opgezet. Ze bliezen op hun pasteitjes en luisterden naar het geknars van voetstappen in de sneeuw en het lachen van de kinderen die genoten van het magische witte poeder. Kherian nam een hap, die bijna zijn tong verbrandde, maar toch hartelijk en vol smaakte.

"Ik wou dat het het hele jaar zoals dit was," zei hij na het doorgeslikt te hebben.

"Ik niet," zei Jonty. "Het is te koud."

Jonty was zijn beste vriend geweest voor zolang hij zich kon herinneren. De twee waren in aangrenzende huizen opgegroeid en waren dikwijls de stad aan het onderzoeken en op zoek naar een avontuur. Voor Jonty eindigde het avontuur echter zodra er een risico was dat ze in een situatie belandden die voor problemen kon zorgen of die hen te ver van huis bracht.

Voor Kherian was dat waar het plezier begon.


Juist toen Kherian nog een mondvol pastei naar binnen werkte, stuiterde een sneeuwbal tegen zijn hoofd. Schor gelach volgde en hij draaide zich om om een bekend gezicht te zien.

Balek.

"Die zag je niet aankomen, hè!" De lompe barmanszoon was een volle voet langer dan Kherian en bijna twee keer zijn breedte. Hij was geen pestkop, helemaal niet, maar hij vond het wel leuk de baas te spelen.

"Nee," zei Kherian, terwijl hij zich omdraaide in zijn stoel toen Jonty hem een vermoeide blik toewierp.

"Ach, niet mokken jij, baby." Balek liep naar ze toe, nog steeds giechelend. Toen hij het tweetal bereikte, zette hij een van zijn grote handen op Jonty's hoofd en schudde hij hard.

"Hee!" riep Jonty, terwijl hij probeerde te ontkomen. "Laat dat, je verspilt mijn avondeten!"

"O, sorry. Ik wist niet dat jullie twee oude vrouwen waren."

"Pardon?" zei een stem achter hen. De kraamhoudster fronste beschuldigend haar wenkbrauwen.

"Sorry, m'vrouw". Balek boog zijn hoofd, voordat hij wegdraaide om zijn grijns te verbergen.

"We hebben de hele middag buiten gespeeld," zei Jonty. "Waar ben jij geweest? Was je weer verstopt in je vaders kroeg om tafels te schrobben?" Hij ging voorbij aan het feit dat de vader van Balek simpelweg in de Blue Moon Inn werkte, ondanks dat de pestkop wat anders beweerde.

"Het is druk geweest," zei Balek terwijl hij tegen Jonty's koude oor tikte. "We hebben een hoop mensen gehad die uit de kou kwamen. Een paar avonturiers ook." Hij richtte zijn aandacht op Kherian. "Wie was je favoriet ook alweer?"

"Mijn favoriete wat?"

"De machtige krijger waar je altijd over praat. Hoe hij zo dapper is en alles."

"Je bedoelt The Raptor?" zei Jonty.

"Ja. Hij is op dit moment in m'n vaders kroeg." Balek rechtte zijn rug stak zijn borst naar voren. "Ik heb zijn tafel schoongemaakt."

Kherian en Jonty keken elkaar aan terwijl de woorden bezonken. The Raptor was Kherians held. Een mysterieus figuur met een reputatie voor onverschrokkenheid in gevechten, toewijding aan het uitroeien van het kwaad, waar het ook gevonden werd. De barden zongen liederen over zijn dapperheid in de strijd en besteedden weinig aandacht aan de man zelf. Om eerlijk te zijn, er was niet veel om over te praten. Bijna niets was er bekend over The Raptor. Zelfs niet zijn echte naam.

"Hij is in jouw kroeg?" zei Kherian, met zwellende opwinding in zijn borst.

"Yup. Mijn vaders etablisse-"

Baleks zin was nog niet af toen Kherian overeind krabbelde. Hij begon over de bestrating te rennen, herinnerde zich dat hij nog steeds het bord van de oude vrouw vast had en haastte zich terug om het aan haar terug te geven. Ze glimlachte naar hem en hij zwaaide kort alvorens door de sneeuw te sprinten naar de Blue Moon Inn. Jonty en Balek volgden hem op zijn hielen.

Hij kwam enkele minuten later aan, warm van het rennen. Hij was atletisch gebouwd voor zijn leeftijd en de twee anderen waren nog steeds verderop in de straat, niet in staat hem bij te houden. Een zwervende, grijsharige hond rende naast hen en blafte. Kherian tuurde door het raam en bukte om niet gezien te worden.

Daar, aan een tafel die maar enkele meters van het raam verwijderd was, zat The Raptor. Gekleed in zijn prachtige uitrusting, die veel te breed en zwaar leek voor enige normale man, boezemde de gedaante respect in. Het was duidelijk dat iedereen in de kamer zijn best deed uit zijn buurt te blijven, verspreid over de kroeg... allemaal, op twee na. Naast The Raptor zat een opvallend mooie vrouw met vuurrood haar, die een open boek in haar handen had. Tegenover hen zat een man gekleed in een opgewekt contrast van tinten geel, rood en goud, zijn donkere haar en baard onberispelijk geknipt. Hij scheen een toespraak te houden.

Jonty haalde hem in, zwaar ademend. "Zijn ze daarbinnen?" vroeg hij hijgend.


Ondertussen blies Balek zijn zware wangen hard uit, terwijl hij de adem terugwon die rond zijn gelaat stoomde. Hij draaide zich om en joeg de hond weg. "Kssst! Wegwezen jij!"

Kherian knikte bij wijze van antwoord naar Jonty en bekeek het raam aandachtig. Het was gesloten, maar door het glas kon hij zien de klink niet op slot zat. Hij kreeg een idee. Nadat hij zijn kleumende vingertoppen in de onderkant van het raamkozijn had gegraven, trok hij zo voorzichtig als hij kon. Na een beetje tegenwerking gaf het raam mee en Kherien opende een kier die net groot genoeg was dat hij mee kon luisteren. Warme lucht van het vuur in de kroeg stoof over zijn hand.

De felgekleurde man was nog steeds aan het woord. "Kunnen jullie je de liederen voorstellen die ze over ons gaan zingen, wanneer dit allemaal over is?" Hij spon op zijn hiel, hurkte en spreidde zijn armen wijd uit in een goed geoefende positie die grote waardigheid uitstraalde. "We zullen terugkeren met goud in onze zakken en glorie in onze harten!"

"Ga toch zitten, Ozan," zei de vrouw, terwijl ze niet eens de moeite nam op te kijken van haar lectuur. "Je bent vervelend."

"Zitten? Hoe kan ik gaan zitten wanneer we op het punt staan aan weer een fantastische queeste te beginnen!" Ozan leunde achterover en schermde geveinsd met een denkbeeldig rapier. "O, Ariane, stel je toch eens de gevaren en de verschrikkingen voor die we onder ogen zullen moeten zien in de vijandige landen waarin we willen ronddwalen. Om nog maar te zwijgen over de schat die we daar zullen vinden!"

"Je bedoelt het artefact," zei Ariane, haar stem kalm maar onbuigzaam.

"Ja," zei Ozan, terwijl hij met zijn ogen rolde. "De schat."

"Nee, het artefact," herhaalde vrouw, waarbij ze eindelijk haar aandacht richte op haar metgezel. "We worden verondersteld het terug te brengen voor onderzoek door de druïdes in Taverley, weet je nog? Je laat het klinken alsof je het wilt houden."

Ozan kuchte, lachte en er verscheen een dramatische verbazing op zijn gezicht. "Het houden? Begraaf die gedachte. Ik bedoel, ongeacht het feit dat zulk een magisch voorwerp waarschijnlijk geen voldoende hoge prijs zou opbrengen om ons allemaal voor het grootste deel van het jaar door te laten brengen met goede wijn en verfijnd eten, zou ik het natuurlijk niet verkopen."

Ariane meesmuilde en sloeg een bladzijde om. "Je bedoelt het houden."

"Dat zei ik."

Terwijl hij zijn hoofd schuddende streek Ozan met een gehandschoende hand door zijn haar. De mahoniekleurige plukken vielen precies op hun plek terug zodra ze losgelaten werden. "Nou, wat denk jij ervan?" zei hij, naar The Raptor gebarend, die geen centimeter bewogen had. "Ongetwijfeld ben jij opgewonden bij het vooruitzicht van een onverschrokken tocht?"

The Raptor zei niets.

"O, kom op," drong de dief aan terwijl hij zijn handen op de schouders van de krijger plaatste. "We zullen elkaar gezelschap houden voor de komende twee weken. Je moet iets zeggen."

"Raak me niet aan," kwam het strenge antwoord.

De stem van The Raptor weerklonk door het dreigende vizier als scheurend staal. Ozan deinsde achteruit en trok zijn hand snel terug. Na een lange pauze was Kherian ervan overtuigd dat er geen nader antwoord zou komen. Toen draaide die angstaanjagende helm heel lichtjes. De ravenveren die aan het harnas vastzaten, bewogen erdoor.

"Ik ben hier alleen voor de demonen die het artefact beschermen. Schatten betekenen niets voor me."

Ozan scheen vrij verontwaardigd door deze uitspraak en rechtte zijn rug. "Ik word niet gedreven door hebzucht. Wel, niet volledig. Mijn reputatie is gebouwd op een voorliefde voor avontuur en de sensatie van de jacht." Hij grijnsde.

The Raptor draaide zijn hoofd opnieuw en nam zijn vorige houding weer aan. "In de strijd blijkt je waarde."

"Hee, hee, ik heb mijn waarde wel honderd keer bewezen." Ozan klopte zichzelf op de borst. "Ariane, vertel hem hoe waardevol ik ben." "Nee," zei Ariane.


De deur zwaaide open met een luide kraak. Kherian draaide zich om om de kroegbaas daar te zien staan, hun woest aankijkend. "Wegwezen!" schreeuwde hij. "Geen kinderen op het terrein!"

"We zijn niet op het terrein," kaatste Jonty. "We zijn op de straat."

De opmerking viel niet goed en de kroegbaas deed een dreigende stap naar voren. De drie jongens draaiden zich om en renden de straat over naar een veilige plaats.

"Zie je," zei Balek. "Ik zei je dat hij daar was."

"Heb je hem gehoord?" vroeg Jonty. "Hij klonk afschrikwekkend!"

"Natuurlijk doet hij dat, stomkop," zei Balek. "Hij is een krijger!"

"Stil," zei Kherian. "Ik denk na."

De woorden kwamen met met zo'n kalm gezag dat de twee jongens zonder schimp of repliek inschikten. Ze stonden daar in de straat, terwijl de sneeuw glinsterende op elk dak en elke heg, elke deurpost en elke wegwijzer.

"Ik moet hem ontmoeten," zei de jongen uiteindelijk. Jonty en Balek keken elkaar aan.

"Hij is niet echt van het aardige type, Kher," antwoordde de eerste, terwijl hij een snelle blik wierp op het jonge meisje dat drie rijdieren langs de weg in hun richting leidde. Hun hoeven klakten en klopten op de stenen onder hen. "Ik denk niet dat je zomaar naar hem toe kunt gaan en hallo zeggen."

"Dat weet ik, maar het kan eeuwen duren voordat ik een andere kans krijg. Hoe vaak denk je dat we hem in een kroeg zullen vinden?"

"Geen idee," probeerde Balek. "Mijn vaders kroeg is vrij bekend."

Kherian keek omhoog naar het zwaaiende uithangbord van de zwaardenwinkel van Varrock boven hun hoofden. Mensen liepen nog steeds de straat op en af en wat meer kinderen van hun leeftijd waren hierheen geweken om verse sneeuw te vinden, dat niet door de anderen die nog steeds op het plein speelden was aangeraakt. "Ik moet iets doen om indruk op hem te maken."

"Zoals?"

Een langer, scherper knarsgeluid weerklonk aan de andere kant van de straat. De drie jongens draaiden zich om toen de deur van de Blue Moon Inn opnieuw opende. Het jonge meisje was gestopt met de paarden, die schijnbaar bedoeld waren voor de avonturiers die ze hadden bespied. Ozan kwam eerst. Hij wachtte even in de deuropening om zijn haren naar achteren te werpen. Ariane volgde hem naar buiten en schudde met haar hoofd. Kherian veronderstelde dat ze zo'n gebaar regelmatig maakte in Ozan's gezelschap.

The Raptor kwam als laatste naar buiten een keek over de straat. Hij droeg zijn grote strijdvlegel en zijn enorme schild, dat samen met zijn kolossale harnas onvoorstelbaar zwaar moest zijn. Kherian merkte dat een van de paarden groter was dan de andere twee. "Als je iets gaat doen, doe je het beter nu," zei Jonty.


Kherian keek rond terwijl paniek op hem neerdaalde. Wat kon hij doen? In de sneeuw dansen? Radslagen erdoorheen maken? De mensen zeiden dat The Raptor een geharde veteraan was van duizend gevechten. Wat ter wereld kon een jeugdige jongen uit Varrock doen om zijn aandacht te trekken? Plots, als de flits van een aangestoken lucifer, kreeg hij een ingeving. Kherian keek hoe zijn handen het werk deden, was niet in staat te zeggen of hij zeker wist wat hij aan het doen was en hij pakte een handvol sneeuw.

Jonty tikte hem op de schouder en beet op zijn lip. "Uhm. Als je denkt wat ik denk dat je denkt, zou ik ophouden het te denken." Kherian negeerde de raad en vormde de sneeuw tot een bal, die goed in zijn palm paste. Hij keek naar de overkant van de straat, naar The Raptor, die zijn rug naar hem gedraaid had om de steigbeugels van zijn paard aan te trekken. Hij voelde zijn hand beven terwijl hij mikte en raakte zijn bovenlip met zijn tong aan.

"Kher, niet doen!"

Kherian wierp de sneeuwbal en hij zeilde door de lucht alsof de tijd zelf was afgeremd. De vlucht duurde uren in plaats van seconden en hij zou zeker ruim zijn doel missen.

Toen dook hij en spatte hij uiteen op de achterkant van The Raptor's hoofd.

In een ijzige stad bevroor de hele straat nogmaals.

Alle mensen draaiden zich om en keken. Kinderen stonden en staarden met open monden. Volwassenen bedekten hun monden en sloten hun ogen. Niemand durfde te bewegen, alsof de kleinste beweging de catastrofale razernij zou ontketenen die zeker zou volgen.

Na een pijnigend lang moment, draaide The Raptor zich om met alle haast van een gletsjer. Ondanks het dikke staal dat zijn ogen bedekte, kon Kherian hem de straat voelen aftasten voor zijn belager.

"Wie gooide dat?" vroeg hij. De woorden droegen de hele straat over. Toen stilte als enig antwoord kwam, sprak de krijger opnieuw. "Ik zei wie gooide dat?"

"Hij," zei een stem achter Kherian. De jongen draaide zich razendsnel om om Balek naar hem te zien wijzen. Angst vatte Kherian's toen. Zijn vingers beefde, zijn mond werd droog en botten veranderden in pudding.

Dit was het.

"Kom op nou," zei Ozan snel, zwakjes lachend terwijl The Raptor begon te naderen, terwijl fragmentjes sneeuw van zijn schouders vielen. "Het kind bedoelde er niets mee."

The Raptor negeerde hem en kwam steeds dichterbij. Kherian stond voor hem, te bang weg te rennen. Terwijl de gigantische man - een reus! - op hem afkwam, zette Kherian zijn knieën op slot en dwong hij zichzelf te ademen. Zijn brein draaide overuren om een manier te vinden de situatie te verbeteren.

Toen The Raptor voor de jongen tot een halt kwam, torende The Raptor boven hem uit. "Is dat waar?" vroeg hij in die vreselijke, metaalachtige stem. Kherian, zwaar slikkend, knikte.

"Verklaar jezelf nader, jongen."

Ondanks zijn twee vrienden die vlakbij hem stonden, voelde Kherian zich volkomen alleen. Zijn zenuwen behaven het en zijn tanden klapperden. Kherian stond recht overeind, staarde omhoog naar het vizier van The Raptor en sprak zo dapper als hij kon. "I-in de strijd blijkt in je waarde."

The Raptor gaf geen antwoord. De lucht hing tussen hen stil, breed en zwaar, als ware gevangen in een bel die niet wilde knallen. De rest van de straat ebde weg, Varrock en Gielinor werden vergeten. Voor een paar angstaanjagende, wonderlijke seconden, waren Kherian en The Raptor de enige twee gestaltes in het bestaan.

Toen bromde de krijger. "Zorg ervoor dat je dat onthoudt." The Raptor draaide zich om en liep terug naar zijn paard. Ariane liet een zucht van opluchting van bovenop haar paard, terwijl Ozan in zijn gezicht sloeg en uitademde.

"Vrolijk Kerstmis!" riep Kherian. The Raptor negeerde dit, liep terug over de straat, maar Ozan lachte vrolijk en zwaaide. "En jullie ook, jongens. Wees dankbaar dat je nog leeft om het te zien!"


Terwijl de drie avonturiers richting de stadspoorten reden, mepte Jonty Kherian op zijn arm. "Jij sul! Je had je bijna in de grond laten stampen!"

Kherian lachte, de achterkant van zijn nek wrijvend. "Misschien wel, toch? Nou, ik blijf proberen je te vertellen dat ik op een dag een groot avonturier zal zijn!" Hij klopte Jonty op de schouder en liep hem langs hem, waarna hij een nabije putdeksel vastpakte. Hij draaide zich naar zijn vrienden terwijl hij achteruit over de straat liep en gromde in speelse woestheid.

"Kom op, ik daag jullie uit! Durven jullie de machtige Kherian te trotseren?"

Jonty en Balek keken elkaar aan, alsof ze even dachten dat hun vriend gek was geworden. Toen lachten ze en stormden ze naar voren om Kherian terug te jagen naar het centrale plein, schreeuwend en spottend, terwijl hun hielen spatjes sneeuw omhoog schopten, om verstrooid te worden in de koude lucht van de nacht.


Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.