The Excellent Log of the Journeys and Tribulations of Samuel Scourduel - deel 1

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Dit bijzondere document, dat uit vier delen bestaat, lag achter een van de vele planken in de bibliotheek verscholen en werd door een van mijn assistent-archivarissen gevonden. Het is natuurlijk naar moderne standaarden een redelijk accurate beschrijving van de wereld zoals wij die kennen, zelfs als het fantasievol is en veel van de details overdreven schijnen. Ik heb een klein onderzoek gedaan naar de origine van dit document en ontdekte nog niet zo lang geleden dat het minder dan tweehonderd en twaalf jaar geleden is gepubliceerd, toen het Vierde Tijdperk tot een einde kwam. Helaas is het tweede deel van het manuscript op dit moment verloren, hoewel ik mij in zal spannen om het te vinden (of eigenlijk zal ik mijn lagere assistenten de planken laten verplaatsen om te kijken of het achter een minder interessant boek is gevallen).

-Reldo

Deel 1

Waarin de auteur zijn leven van eentonig werk moe is en weemoedig aan zijn jongere jaren op zee terugdenkt. Hij keert weer terug naar de dekken en zwabbers, maar wordt wreed  overboord gegooid. Hij ontmoet kleine vrienden, bouwt een vriendschap met ze op en helpt ze goed, maar wordt gruwelijk verraden. Zijn terugkeer naar deze streken.

Ik had vaak met veel plezier en een bepaald nostalgisch gevoel aan mijn vroege jaren teruggedacht, maar het werk dat nodig was om het comfort waar ik aan gewend was, te handhaven, zorgden ervoor dat ik noch tijd, noch aanleiding had om mijn lotsbestemming te veranderen. Ik leefde als landeigenaar met een zekere reputatie en de bediendes en pachters van mijn boerderijen dachten goed over mij. Ik stelde mij voor dat ik tevreden was, op een zekere hoogte in ieder geval, maar sinds mijn vele reizen kan ik zulke gewone werkzaamheden niet langer zien als iets wat aan waar geluk bijdraagt. Tijdens mijn jeugd heb ik een zekere rijkdom genoten, maar ook veel plezier beleefd aan het werk op een klein aantal schepen van verschillende groottes, waarmee van haven naar haven langs de zuidelijke kustlijn werd gevaren om goederen te transporteren. Sinds deze jonge jaren ben ik zeer verveeld geraakt.

Zes maanden geleden zorgde ik voor een remedie voor deze kwaal aan mijn geest en ziel en reisde ik nogmaals naar de havens in het zuiden, om een of andere positie op een schip te gaan zoeken – misschien als psycholoog of botanist (omdat mijn tijd vol comfort niet geheel vruchteloos is geweest). Het was in Port Lina (het lijkt erop dat dit stadje op ongeveer dezelfde plaats als Port Sarim heeft geleden – Reldo) waar ik Kapitein Gillan ontmoette, een vooraanstaande officier, die een streng bewind voor zijn manschappen voerde, maar gelukkig niet zo snel de zweep trok. Hij bood mij de positie van purser aan en vertrouwde mij de kist toe die alle waarde van de expeditie bevatte.

Het Glas was een lange schoener en kon dus niet veel vracht vervoeren. Het was nog niet in mij opgekomen dat de schoener niet zo zeer voor de handel was gemaakt, maar vooral snel moest zijn, wat erg gunstig uitpakt als je aan de rooftochten van piraten en zeerovers moet ontsnappen. Ik werd snel uit de droom gehaald, omdat op al de derde dag van onze reis door een vloot van schepen met de zwarte vlag werden belegerd. Ondanks onze snelheid werden we snel onder de voet gevaren en geënterd. Het imposante zwaardwerk van mij en Kapitein Gillan kon deze berispelijke lafbekken niet tegenhouden.

Ik werd in een krappe ton overboord gegooid  en op het moment dat  ik de blikken op hun misvormde gezichten zag  toen zij het kanon laadden,  dacht ik dat ik zeker gedoemd was om mijn Heer Saradomin door een kanonskogel te ontmoeten. Ik verzamelde moed om mijzelf op zo’n miserabel einde voor te bereiden, maar de piraten werden opeens hees en uitten gevoelens van angst. Zij vertrouwden hun gekruiste vingers aan de hemel toe en ik weet zeker dat ik meer dan een paar gebeden voor Saradomin en Zamorak heb opgevangen.

Toen ik ook naar de hemel keek, zag ik een groot wit figuur, wat een vogel geweest moest zijn: wat was dat een vogel! Ik ontdekte al snel dat het een albatros was, goed bekend bij de zeelui in RuneScape, en keek met een schaamteloze blijdschap toe hoe hij de piraten op het dek van de schoener bestookte. Zijn snavel verwoestte het touwwerk en de klauwen priemden in de gebogen ruggen van de schurken.

Ik lachte en bekeek vrolijk hoe het schip met grote haast vertrok. Langzaam begon ik mij te realiseren dat ik alleen op zee in een vat zat dat te  krap was om comfortabel in te zitten. Ik had ook geen peddel of voedsel. Een blik op de zee presenteerde mij alleen de horizon en de koele westenwind die ik voelde, zou mij zeer waarschijnlijk  niet naar de kust kunnen leiden.  Ik schaam mij niet voor het feit dat ik toen moest huilen.

Natuurlijk beginnen de grootste reizen met een ongelukkige samenloop van omstandigheden en ik wist dat mijn heer Saradomin plannen voor zijn nederige dienaar, Samuel Scourduel, had. Ik dobberde twee dagen als een kruk op de zee, met alleen maar zeewater dat lonkte en de zon die mijn bleke landeigenarenhuid verbrandde.

Op de ochtend van de derde dag, toen ik zwak van geest en lichaam en uitgedroogd was, zag ik een groene halvemaanvormige gloed in de verte. Op het midden van de ochtend was het duidelijk land en ik peddelde er met de weinige kracht die ik nog had, naartoe. Vlak voor wat normaal gesproken mijn lunchtijd was, zag ik dat het water ondiep genoeg was om erdoorheen te waden en dus wankelde ik als een dronkaard naar het strand, waar ik in een koortsige slaap viel.

Toen ik wakker werd, zag ik een kleine schelp met fris water die voor mijn lippen werd gehouden, door handen die op die van een kind leken. Ik was nog steeds ziek van de honger en dorst en doordat mijn ogen zich niet op iets scherp konden stellen dat verder was, dacht ik dat er een groot aantal kinderen om mij heen waren. Ik probeerde op te staan, zodat ik de schelp kon vasthouden en mijn dorst zelf kon lessen, maar ik ontdekte dat mijn ledematen strak aan de grond waren vastgemaakt en mijn haar zo vastwas gebonden dat ik zelfs geen enkele fractie van een centimeter kon bewegen.

Er werd vreemd voedsel aan mijn lippen gezet en een ruwe hand stimuleerde mijn kin om te kauwen en mijn keel om te slikken. Wie deze kinderen ook waren, ze droegen zeer goed eten bij zich. Toen ik de vreemde maaltijd op had, kon ik mijn ogen verder scherpstellen en had ik het vreemdste wat ik ooit had gezien, voor mij. Rond mij stond een cirkel kleine mensen die niet groter waren dan mijn heup, maar allemaal met de fysieke bouw en vertoon van volwassenen.

Ieder van deze vreemde lieden had een vreemd uitstekende kin en een misvormde blik. Hoewel ik hun taal niet sprak, begreep ik dat ze in een discussie waren over wat ze met me zouden doen. Ik realiseerde mij snel dat ze al eerder mensen waren tegengekomen en dat deze ontmoetingen allemaal niet goed voor hen waren afgelopen. Ik realiseerde mij dat ze gewoonweg mijn keel konden doorsnijden om zichzelf voor het kwaad te behoeden dat ik aan zou richten. Ik verzamelde al mijn krachten en bevrijdde mij van hun bindingen.

Toen ik opstond, zag ik dat niemand van hen hoger dan mijn middel kwam en ze verspreidden zich snel om zich achter struiken en kleine bomen te verschuilen. Een paar duwden de pezen van hun kleine bogen naar achteren en vuurden vergeefs pijlen naar mij af, waarvan de meesten door het dikke leer van mijn jas afketsen. Een paar doorboorden echter mijn huid doorboorden, maar ze kwamen niet verder en voelden aan als speldenprikken. Ik gebaarde snel dat ik ze geen pijn wilden doen en zat op de grond om uit een van hun emmers te drinken en wat van het voedsel te eten dat dichtbij waar ik had gelegen, was neergelegd.

Na een half uur kropen enkelen van hen uit hun schuilplaats en kwamen me tegemoet. Ik reek mijn hand naar ze uit en vertrouwde erop dat alle wezens met een bewustzijn dat als een vriendelijk gebaar beschouwen. Een voor een benaderden ze me en klemden ze hun kleine handen rond een van mijn vingers om ze te schudden, hoewel een van deze kleine mensachtigen achter bleef en mij met de armen over elkaar en opgetrokken schouders woest aanstaarde. Het was duidelijk dat de meerderheid van de groep dachten dat ze mij konden vertrouwen, maar dit miserabele wezentje was ervan overtuigd dat ik niet mocht leven.

Al snel werd er driftig gekibbeld en vier of vijf trokken aan mijn polsen om mij op te laten staan. Het werd me op dat moment duidelijk dat ik iets voor ze moesten doen. Ik kon me alleen voorstellen dat er onheil was of een ze puzzel hadden waar ze mee zaten,  die alleen door een man ter grootte van een mens kon worden oplost. Ik volgde de kleine mensen naar hun nederzetting, hoewel ze erop stonden dat ik geblinddoekt werd, zodat ze zeker wisten dat ik ze niet kon verraden door de weg naar hun stad te herinneren. In de stad werd ik aan een vorstelijke heer voorgesteld,  die even groot was als de mensen maar zo fijn gekleed ging, dat ik mij gedwongen voelde om voor hem te knielen.

Deze “koning” wees snel naar boven en liet een tak van de prachtige boom achter hem zien. De boom was ziek en begon te rotten. De rot zou uiteindelijk de hele boom ziek maken. Een aantal onderdanen toonden de fragiliteit van de boom en het werd ze verboden om in de boom te klimmen, aangezien het gevaar bestond dat er verdere schade werd aangericht. Daarom kreeg ik een kleine zaag en een kleine pot met een of andere prikkelende vloeistof, die bij de behandeling van de ziekte van de boom moesten helpen. Ik wist niet waarom zij de boom zo ijverig verzorgden, maar ik ging snel aan het werk en reikte met de zaag naar de rotte tak.

Een aantal minuten later had ik de zieke tak verwijderd en bedekte ik de verschenen stomp met de olie. Met gejuich verplaatsten de kleine mensen zich naar de onderkant van de boom. Ze keken naar tak boven. Ik was redelijk verrast toen ik een gezicht in de wirwar van knoesten en groeven in de bast ontdekte, maar ik was nog meer verrast om het gezicht te zien bewegen en te horen praten!   Even later werd de boom weer stil en ik voelde de kleine handen van deze nietige kereltjes mijn vingers omstrengelen. Op dat moment vielen mijn ogen op het boze kleine mannetje van eerder, die iets in de schelpvormige oor van de koning fluisterde.

Het was dus ondanks mijn goede bedoelingen en de goede verstandhouding die ik voelde toen ik deze alleraardigste mensen hielp, dat ik gedwongen werd om hun kleine stadje te verlaten, achtervolgd door pijlen, die allemaal sluw op de zachtere delen van mijn handen en gezicht waren gericht, en opnieuw verdwaald raakte, dit maal in een doolhof vol bekende en onbekende beesten.

Toen ik eenmaal uit de doolhof was en genoeg tijd had om de kleine pijlen uit mijn rug en benen te plukken, ging ik naar het noorden en zocht ik naar een gastvrijer volk. Hier vond ik een klein dorpje met een haven. Ik keerde dankbaar terug naar mijn thuis.


Vervolg: The Excellent Log of the Journeys and Tribulations of Samuel Scourduel - deel 2

Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.